RvS: wel recht op vergoeding ganzenschade bij pacht natuurgrond

Een vleesveehouder pachtte 50 ha grond, gelegen in twee natuurgebieden, van de Stichting Landschap Noord-Holland. Daarnaast pachtte hij 15 ha van particulieren. Op de percelen werd gras geteeld als voer voor de runderen. In 2021 verzocht hij de provincie om een tegemoetkoming in de schade die ganzen hadden toegebracht aan het gras. De provincie kende alleen een vergoeding toe voor de percelen die hij pachtte van particulieren. Uit de pachtovereenkomst met de Stichting volgde dat er beperkingen golden ten aanzien van het landbouwkundig gebruik en dat dit gebruik ondergeschikt was aan natuur- en landschapsbehoud. Hiervoor was een lage pachtprijs van € 80 per ha overeengekomen. Daarom had de vleesveehouder volgens de provincie voor deze percelen geen recht op tegemoetkoming.

In hoger beroep betoogde de vleesveehouder dat hij het beleid van de provincie onredelijk vond. Er wordt geen rekening gehouden met de mate waarin er landbouwkundige beperkingen gelden. Voor biologische boeren gelden ook allerlei (landbouwkundige) beperkingen, maar zij kunnen wel in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in faunaschade.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelde vast dat de vleesveehouder zowel op grond van de pachtovereenkomst als op grond van de publiekrechtelijke bestemming landbouw mag bedrijven op deze gronden. Deze gronden zijn ook een wezenlijk onderdeel van zijn bedrijfsvoering, omdat het gras van de percelen is bestemd voor zijn vleesrunderen. Niet valt in te zien waarom de enkele aanwezigheid van landbouwkundige beperkingen, betekent dat hij geen recht heeft op een tegemoetkoming in faunaschade. Dit is anders wanneer landbouwkundige beperkingen invloed zouden hebben op de bestrijding van schadeveroorzakende diersoorten. Als de pachtovereenkomst beperkingen kent voor de bestrijding van schadeveroorzakende diersoorten, dan kan hiervan in beginsel in redelijkheid worden gezegd dat hiermee het risico op faunaschade is aanvaard. Op de zitting had de provincie desgevraagd niet bestreden dat zowel de landbouwkundige beperkingen als de natuurdoelstelling in dit geval niet aan bestrijding van schadeveroorzakende diersoorten in de weg stonden en dat bestrijding ook feitelijk had plaatsgevonden.

De Afdeling oordeelde dat de provincie onvoldoende had gemotiveerd hoe en waarom het op grond van de inhoud van de pachtovereenkomst tot het oordeel was gekomen dat de daarin opgenomen landbouwkundige beperkingen met zich brengen dat de vleesveehouder het risico op faunaschade had aanvaard. Ook had de provincie niet gemotiveerd waarom aangenomen zou mogen worden dat het eventuele risico op faunaschade eveneens in de pachtprijs verdisconteerd zou zijn.

De provincie stelde zich op de zitting op het standpunt dat toekenning van een tegemoetkoming in gevallen als deze, in praktische zin niet mogelijk is. De waarde van gras in een natuurgebied is niet vergelijkbaar met gras van reguliere landbouwpercelen. De Afdeling ging daarin niet mee. Het is ook mogelijk om onderscheid te maken tussen verschillende soorten gras, zoals biologisch en gangbaar, dus zou dat ook mogelijk moeten zijn bij natuurgras.

Bron:Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | 03-09-2024