Rechtbank: niet aannemelijke gehalten dikke fractie ten onrechte vervangen

In de Meststoffenwet is een zogenaamde fraus legis-bepaling opgenomen om evidente schijnconstructies ter ontduiking van de wet tegen te kunnen gaan. Er moet dan vastgesteld worden wat de werkelijke situatie is, na eliminatie van de schijnconstructie. In het document ‘Boetebeleid Meststoffenwet RVO’ staat beschreven hoe met bepaalde situaties omgegaan wordt. Een veel voorkomende situatie is dat de gehalten in de afgevoerde dikke fractie na mestscheiding erg hoog zijn en RVO deze niet wil accepteren in de mestberekening

Volgens het Boetebeleid kunnen zowel onmogelijke geanalyseerde waarden als niet aannemelijke waarden van vrachten dikke fractie buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij wordt dan voor de niet aannemelijke waarden uitgegaan van vervangende waarden en in geval van onmogelijke waarden worden de vrachten geheel buiten beschouwing gelaten.

In een zaak voor de rechtbank ging het om de vraag of RVO de volgens haar niet aannemelijke  waarden van meerdere vrachten dikke fractie had mogen vervangen door vervangende waarden.

De rechtbank oordeelde dat RVO met zijn boetebeleid de grenzen van een redelijke wetsuitleg van de fraus legis-bepaling te buiten gaat door ook geanalyseerde waarden die wel mogelijk, maar niet aannemelijk zijn, buiten beschouwing te laten zonder dat sprake is van bijkomende feitelijke aanwijzingen waaruit bijvoorbeeld volgt dat het monster is gemanipuleerd.

De fraus legis-bepaling dient volgens de rechtbank om evidente schijnconstructies tegen te gaan. Dat betekent dat zonder al te diepgravend onderzoek al duidelijk is dat sprake is van ontduiking van de wet. De bepaling biedt daarom geen grondslag om gerapporteerde gehalten waarbij er alleen aanwijzingen zijn dat deze niet aannemelijk zijn buiten beschouwing te laten en te vervangen door in de ogen van RVO meer aannemelijke gehalten.

Bron:Overig | publicatie | 16-07-2024