Voor het opgeven van landschapselementen in de Gecombineerde opgave is het noodzakelijk dat de aanvrager over een geldige gebruikstitel (eigendom, pacht of huur) beschikt en het element feitelijk in gebruik en/of beheer heeft. Dit betekent dat de aanvrager bepaalde activiteiten, zoals snoeiwerkzaamheden of het schoonmaken van sloten, laat uitvoeren of zelf uitvoert.
Meerdere waterschappen hebben aangegeven dat gebruikers van aangrenzende percelen landbouwgrond de waterschapssloten ook zouden mogen opgeven in de Gecombineerde opgave. Voordelen hiervan zijn dat aanvragers hiermee gemakkelijker kunnen voldoen aan de verplichting om 4% van het bouwland niet-productief te laten (GLMC8). Ook kan daarmee de oppervlakte meetellen als subsidiabele grond.
Het ministerie van LNV heeft inmiddels besloten dat het onder voorwaarden is toegestaan waterschapssloten op te geven. Als de waterloop voldoet aan de voorwaarde, die stelt dat het element moet grenzen aan (binnen vijf meter) het landbouwareaal van de landbouwer, wordt het in het kader van het GLB gezien als onderdeel van het perceel. Gebruik van het perceel is daarmee ook gebruik van het landschapselement. Onderhoud (of medeonderhoud) van een waterschapssloot is geen voorwaarde om de waterloop te kunnen meetellen. Deze interpretatie zou ook vastgelegd zijn in gespreksstukken met de Europese Commissie over het Nationaal Strategisch Plan (NSP).
Het waterschap moet wel toestemming geven voor het opgeven van de sloot. Zij is niet verplicht om deze toestemming te geven. Het waterschap kan bovendien aanvullende voorwaarden stellen om een sloot op te even, bijvoorbeeld deelname aan de eco-regeling. Het stellen van aanvullende voorwaarden is geen verplichting vanuit het GLB.